Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Broeder Arthur

 

Tuur
Cooreman

  Tuur Cooreman in zijn dienstwagen

Misschien herinner je je nog de uitzending van ‘Echo’ uit 1965. De voorloper van ‘Man bijt hond’ bracht toen 4 gemeentearbeiders in beeld die kasseien aan het leggen waren en alles deden behalve werken. Bij de beelden lieten ze het liedje van Louis Neefs ‘Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb…’ horen. Het cliché van de gemeentearbeider was bevestigd in woord en beeld en heel Vlaanderen lachte in het vuistje. ‘Hij is aan de gemeente’ heeft lange tijd een pejoratieve bijklank gehad maar dat is stilletjes aan passee komposee.
In deze Mensen van bij Ons ging ik eens babbelen met Tuur Cooreman. Bijna veertig jaar lang was hij ‘aan de gemeente’, eerst als geschoold arbeider, later als opzichter. Hij kan dus van een en ander meeklappen. Maar daarnaast leidt Tuur nog een dubbel leven… Nee, mijn beste, niet wat je denkt! Naast opzichter is Arthur sinds 1994 ook nog conciërge van het Pius X-complex, een taak die hem de titel van ‘Broeder Arthur’ opleverde. Tuur is een volksmens, in zijn sappig Zils deed hij zijn verhaal uit de doeken en heel vaak sloot hij zijn zinnen af met een ‘en ik meen wa ‘k zeg’… De gemeente & Pius X, een combinatie die meer dan stof genoeg leverde voor een boeiend verhaal. En ik meen wa’k zeg!

Op een zaterdagmorgen ben ik welkom bij Tuur. Tuur woont samen met zijn vrouw Andrea Bombeke in de Kapellestraat in het voormalige huis van de broeders Maristen. Aan tafel luister ik meer dan twee uur lang naar zijn story.

Tuur met zijn plechtige communie  

Roots
Tuur werd Zelenaar op 4 april 1952 als derde kind van René Cooreman en Eugenie Pletinck. Toen ik geboren was, vertelt Tuur, wou mijn vader een streep trekken onder zijn ‘gaat en vermenigvuldigt u’ maar dat is niet gelukt, na mij zijn er nog drie kinderen gekomen. Tuur komt dus uit een gezin van zes kinderen: Godelieve, Christiane, Arthur, Marleen, Marc en Robert. Zijn thuis was in de Kafhoek, dat driehoekje aan het eind van de Langestraat. De Kafhoek was een volksnaam die, peinst Tuur, er gekomen is omdat er veel dorsers woonden. In vroeger tijden werd het kaf af en toe gebruikt om iemand te plagen wiens oud-lief trouwde. De ‘gelukkige’ kreeg op die dag een kar kaf voor de deur. Eigenlijk heette de straat ‘Klein Veldeken’ toen hij jong was. Zijn grootvader was een vlasser maar zijn vader was een klein boertje met vier koeien. Dat heeft hij enkele jaren gedaan toen ze trouwden maar vrij snel ging hij aan de slag bij grondwerken De Ridder, net als Fiel Nies. Toen deze laatste op zijn eigen begon, werd René Cooreman de eerste werkman bij Fiel. Hij is bij Nido met pensioen gegaan.

School
Zijn lagere school deed hij in ’t Kapellestraatje. Tuur weet nog goed hoe hij iedere morgen meereed met Avil Van Wiele. Die haalde met paard en kar de melk op bij de boeren. Tuur mocht dan vooraan op ’t lamoen van de kar zitten en aan de Roskotstraat stapte hij dan af (de Ommegangstraat bestond toen nog niet). Zijn ‘misters’ kent hij allemaal nog: hij startte bij Clemens Van Wiele, klas 2 bij Gaston De Mey, Willy Robberecht was de meester in het derde, in het vierde studiejaar zat hij bij Hubert Van Cauteren, bij Petrus Van Kerckhove in klas 5 en hij sloot zijn lagere schoolcarrière af bij Oscar Kesteleyn, de Ganze noemden we die, voegt Tuur er lachend aan toe.

Hij herinnert zich nog goed dat hij een aantal jaren ’s morgens de kolenstoven mocht aansteken in alle klassen. We deden dat graag, vertelt Tuur want dan mochten we vroeger naar school. Eerst moesten we de stoof aansteken met fijn hout en daarna ‘eikes’ halen uit de kelder onder het bureel van de directeur. Meestal lukte dat maar af en toe was er wel een kachel die heel de klas onder de rook zette. Na de lagere school trok hij naar de VTS voor twee jaar en de laatste vier deed hij in Lokeren. In 1970 had hij zijn diploma op zak en ging hij aan de slag bij Moens-De Ridder, een metaalbedrijf.

Vaders wil was...
Lang heeft hij er niet gewerkt. Bij de gemeente kwam er een plaats vrij van halfgeschoolde arbeider en zijn buurman Jef Van Wiele zei dat tegen zijn vader. De vakschool is toch geen ‘vree’ studie, meende Jef en als ik in Tuur zijn plaats was zou ik daar mijne weg maken. Vader Cooreman was dezelfde mening toegedaan. Ik moest van mijn vader mij aangeven, vertelt Tuur zovele jaren later, tegen mijn goesting. Mijn vader was nu eenmaal den baas en ik moest luisteren. Zo was dat nu eenmaal. Ik heb dat examen tegen mijn gedacht gedaan maar ik slaagde en in juni 1972 kon ik beginnen op proef. Mijn eerste werk was in de Schoolstraat in Durmen, herinnert Tuur zich nog.

 

Jong geleerd...
Zijn jeugd associeert Tuur met veel plezier. In de buurt waren verschillende kroostrijke gezinnen en dat was gewoon plezierig plezant om te spelen. Spelen maar ook nijg werken, gaat Tuur verder, we hebben lange tijd vier koeien gehad en we moesten al vrij vroeg thuis een handje toesteken. Ik was dertien toen ik al met paard en kar van den akker kwam. Dat paard mochten we ‘bezen’ van Gerard D’heer want zelf hadden we er geen.
Aan Gerard houdt Tuur heel mooie herinneringen over. Da was mijnen tweeden thuis, zegt hij, ik ging er vaak helpen: de varkens uitmesten, hooien, meehelpen op den akker… Ik deed dat graag! Tuur moet van in zijn jeugd al een bedrijvig manneke geweest zijn. Als jonge snaak kweekte hij al konijnen die hij dan aan Gilbert Heirman, den beenhouwer uit de Poststraat, verkocht. Ieder jaar kocht hij voor 25 frank een lammeke en als dat bekwaam was, kreeg hij 1000 frank (€ 25) van Georges Muylle. Heel zijn jeugd heeft Tuur in zijn vrije tijd bijgeklust. Fiel Nies had regelmatig een jobke voor hem en lange tijd heeft hij in het weekend gewerkt bij bakkerij Arens. Dat vond ik echt plezant, zegt Tuur, dat waren heel joviale mensen en we hebben er veel leute gehad. Daar heb ik ook taarten leren bakken en dat doe ik nog altijd. De laatste jaren voor hij trouwde ging hij in het weekend bij bakkerij Roelants werken.

Tuur aan het werk in de Schoolstraat   Tuur als toneelspeler bij de Boerenjeugd
Tuur bij zijn eerste job in de Schoolstraat.
 
Tuur speelde ook toneel bij de Boerenjeugd.
Je vindt hem links op de tweede rij.
Streng maar...    

En, vervolgt Tuur, alles wat ik verdiende, dat moest ik thuis aan mijn moeder afgeven. Dat was de afspraak. Ik kreeg per week 100 frank pree (€ 2.50) en daar moest ik het mee doen, gaat Tuur verder. Als we naar een bal van de Boerenjeugd gingen, moest ik 80 frank inkom betalen voor mijn lief en mezelf, ik had nog 20 frank over, kan je rekenen… Ik heb vaak op mijn moeder gevloekt maar toen ik trouwde kreeg ik van haar twee spaarboekjes: op het eerste stond wat ze voor mij gespaard hadden, op het tweede wat ik al die jaren zelf had bijverdiend. Ik ben toen serieus geschrokken, lacht Tuur. Had ik dat geld mogen houden, ik zou het allemaal opgedaan hebben. Ik heb een goeie thuis gehad maar ze waren erg streng, gaat hij verder, mijn moeder heeft haar vier koeien gehouden tot in 1971 de BTW werd ingevoerd.

 

Ze was een spaarzame vrouw, zegt Tuur, ze vertelde altijd dat ze met hetgeen vader verdiende juist toe kwam voor haar gezin, het geld van de melk kon ze iedere maand sparen en met de verkoop van de kalfjes betaalde ze de pulp. Ook brood bakte ze zelf. Dat deed ze samen met Juleken D’heer, de vader van Gerard. In een bakhuisje stookten ze de oven met lemen en hout en zo hadden de twee gezinnen brood voor enkele dagen. Tuur herinnert zich nog altijd hoe lekker die ‘pollekes’ waren, dat restje van het deeg dat mee gebakken werd voor de kinderen. Verder werden ze thuis streng katholiek opgevoed. De mis, het lof en de vespers hoorden tot de vaste geplogenheden ten huize Cooreman. Ook de jaarlijkse bedevaart te voet naar de kapel van de Donk was een verplichting.

 

De grote...
Tuur kan lang over zijn jeugd vertellen. Het was een tijd dat bijnamen nog gemeen goed waren. Op Veldeken had bijna iedereen een bijnaam Jules de clown, Sooi den bot, Mette Mille, Bochtus, Peeke Luiten, Jeanne Rochus… Mijn vader had geen bijnaam, lacht Tuur, da was gewoon de Roste Cooreman. Ook was hij lid van de Boerenjeugd. Dat was echt leute en plezier, gaat hij verder, ik heb heel schone herinneringen eraan. We deden van alles, maar de jaarlijkse toneelvoorstelling spande de kroon. We zijn zelfs nog op verplaatsing gaan spelen naar Hamme, herinnert Tuur zich. Bij een van de activiteiten van de Boerenjeugd heeft hij zijn vrouw Andrea leren kennen. Ik kende Andrea al van mijn twaalf jaar, vertelt Tuur, maar ze had het aangemaakt met één van mijn vrienden.
Toen het eindelijk af was, ben ik achter haar gegaan en na een paar keren dansen was het in kannen en kruiken. We hebben twee jaar verkeerd en in augustus 1974 zijn we getrouwd. We vonden een huisje in de Bakkerstraat nummer 3. Luxe was er hoegenaamd niet: een kolenstoof en we moesten ons wassen in een moentsj’n aan de pompsteen. Maar wat wil je voor 750 fr. per maand. Villa Buktau noemden mijn broers ons huisje. In 1975 hebben we dan grond gekocht in de Collegestraat, gaat Tuur verder. In 1976 hebben we daar gebouwd en in 1977 verhuisden we. We hadden geen keuken en geen badkamer toen we erin trokken. Na wat sparen is ons huis stelselmatig verder afgewerkt.

Gemeente
In 1972 toen Frans Van Hecke met pensioen ging, begon Tuur zijn carrière aan de gemeente als half geschoolde arbeider. Een kwalificatie uit de jaren stillekes als je het mij vraagt. Een jaar later werd hij vastbenoemd en in 1975 werd hij geschoolde arbeider B.
Je kunt je dat niet voorstellen hoe die werk-omstandigheden waren toen ik begon, zegt Tuur, alles was nog gecentraliseerd in het gemeentelijk slachthuis op de Lokerenbaan. Jules Philips was onze meestergast en hij woonde in de conciërgewoning van het slachthuis. In mijn begin-periode heb ik van alles gedaan: hout kappen voor de gemeenteschool, klassen verven, …
Noem een werkje aan de gemeente en ik heb het gedaan, zegt Tuur. Ik kon goed opschieten met Jules en als Jules op je gezicht kon, mocht je hem alles vragen. Via via kon hij je rundstong, biefstukken en gelijk wat bezorgen.
 
   

Pensioen Frans Van Hecke. Eerste rij: schepen Jozef Coppieters, schepen Marcel De Kimpe, Frans Van Hecke, Maria Van Malderen, Petrus Philips, burgemeester Avil Geerinck, schepen Gustaaf François en Jules Philips. Tweede rij: Maurits Scholiers, Bernard De Kinder,Jules Van Wiele en Gilbert Van Acker.
Derde rij: Gerard De Coster, Jef Van Wiele, Piet De Kimpe, Tuur en Maurice De Maesschalck.
Laatste rij: Paul Baert, Staf De Kinder, Frans Buyssens en conducteur Romain Boterberg.

Bij zijn benoeming tot opzichter kreeg Tuur een fiets van zijn collega's  

In 1980 ging Jules Philips met pensioen en moest men dus op zoek naar een nieuwe chef van het magazijn. Jef Van Wiele heeft een tijdje deze functie uitgeoefend maar na een jaar bedankte hij voor deze opdracht. Er werd een examen uitgeschreven en Tuur kwam uit de bus als de meest geschikte kandidaat. Op 1 mei 1981 werd hij dan ook bevorderd tot meestergast 2e klas. Zo’n benoeming kon men niet zo maar laten passeren en op ‘t magazijn werd Tuur op passende wijze gevierd. Van de mannen kreeg hij een fiets cadeau zodat hij overal de werken kon gaan controleren.

Mijn eerste auto was precies een kremkerre en dat hadden ze op ’t magazijn blijkbaar ook in ’t snotje. Jef Tukke was een man die in Zele met ijs leurde en binnen de kortste keren hadden ze Tuur zijn wagen omgetoverd in een heuse kremkarre: Alaska Frisco Tuur Tukke.
Tuur was nog geen dertig toen hij opzichter werd. Hij bekent dat hij het vooral in het eerste jaar niet onder de markt had. Vooral sommige ouderen namen het niet dat zo’n jonge snotneus hen moest commanderen.

Maar ik heb me erover gezet, vertelt Tuur, en dezen die volhardden in de boosheid, mochten het op het schepencollege gaan uitleggen. Maar na een jaar waren alle plooien gladgestreken. Toen Tuur startte bestond het technisch personeel uit 16 man. Bij zijn afscheid was dit 56 man. Maar, voegt Tuur er aan toe, ten tijde van het plan Spitaels (een plan om werklozen aan de slag te krijgen) hebben we er op een bepaald moment meer dan 90 gehad. Dat was niet te doen, zegt Tuur. Mannen die tegen hun goesting aan ’t werk moesten.
De taak van Tuur was alles behalve schapenwachten. Plannen & organiseren waren dagelijkse kost. Iedere dag antwoorden zoeken op de vragen wat, waar, wanneer, wie, waarmee, hoelang… Daarnaast was er veel overleg met de burgemeester, het schepencollege, de conducteur, de technische diensten… en natuurlijk waren er ook vergaderingen. De meeste mensen zagen enkel de schoonste kant van mijn job, zegt Tuur, ze zagen me rondrijden in Zele en hier en daar een klapke doen. ’t Was echt meer dan dat. Nu ik met pensioen ben, mis ik mijn werk niet, wel de contacten. Ik heb nu eenmaal mensen nodig, zegt Tuur.
  Tuur met zijn goede vriend Antoine Van Lokeren
   
Tuur op den bureau
met zijn goede vriend Antoine Van Lokeren
Tuur met conducteur Boterberg  

Boterberg
Toen ik als jonge opzichter begon, was Romain Boterberg conducteur. Met Boterberg klikte dat onmiddellijk, zegt Tuur, wij waren twee handen op enen buik, we wisten wat we aan elkaar hadden en we begrepen elkaar zonder woorden. Boterberg, gaat Tuur verder, had maar één zwak: hij zou zijn ziel verkocht hebben om te kaarten. Als hij zaterdags niets om handen had, kwam hij me halen, zogezegd om iets van het werk te tonen. Da was allemaal dikke zever, zegt Tuur, een half uur later zaten we al in de melkerij te kaarten. Iedere woensdagnamiddag moest ik om twee uur op ’t gemeentehuis zijn want hij wilde samen met mij de werken zien. Dik drie uur waren we klaar en dan was het even later honderdentien, tiene bij…
In die tijd kon dat nog allemaal, voegt Tuur er aan toe, nu is dat anders. Legendarisch waren de avondlijke vergaderingen. We moesten eens naar een vergadering in Laarne, zegt Tuur, Boterberg, schepen Raf Michiels, Eric Van Holewinkel (toen pas in dienst) en ikzelf. Toen ze na de vergadering uit het gemeentehuis kwamen zei Boterberg: We gaan hierover ‘rezzekes’ kaarten met die mannen van Hamme. Geen probleem, zei Eric van Holewinckel, maar ik zou graag om zes uur thuis zijn. De brave man was pas drie weken getrouwd. Ik zei, vervolgt Tuur, tegen Erik let op als hij zijn derde pint vraagt want dan zijn we bijlange nog niet thuis. Opeens geeft Eric me een duw en zegt: Tuur hij bestelt zijn derde pint… Alle cafés van in Laarne tot in Zele hebben we die avond bezocht, lacht Tuur, maar Eric kon er helemaal niet mee lachen.

Veertig Jaar...
Tuur was veertig jaar aan de gemeente. Hij kan dus van een en ander meeklappen. Drie burgemeesters en zeven schepencolleges passeerden de revue. Het is menselijk dat je met de ene persoon beter opschiet dan met de andere, da’s normaal. Tuur kon het goed vinden met Marcel De Waele en Raf Michiels. Ook met Maria Verheirstraeten klikte het goed. Ze werd schepen van landbouw, vertelt Tuur, iets waar ze niets van af wist. Regelmatig kwam ze af om advies te vragen en uit dankbaarheid trakteerde ze mij en mijn vrouw ieder jaar op een etentje in ’t Stoveke. Met Jef De Bruyne kon ik ook goed overweg. Als ik een probleem had, kon hij luisteren en als hij ervan overtuigd was dat ik gelijk had, stond hij 100 percent achter mij. Heel vaak vroeg ik hem bepaalde gunsten ten voordele van de gemeenschap en dat was altijd op ’t eerste woord goed. ’t Was voor de Zelenaars en dan vormde dat geen probleem. In al die jaren is er veel veranderd, zucht Tuur, het familiale is er doorheen de jaren uitgegaan en dat is spijtig. Vroeger had je schepenen die onze mening vroegen, die kwamen kijken hoe het vorderde met de werken, die een klapke deden met het personeel, die af en toe eens een pintje trakteerden… kortom ze hadden een nauwere band met hun mensen. Nu zie je ze met moeite en ze vragen niets, ze hebben blijkbaar de wijsheid in pacht. Wat er ook sterk veranderd is, is het wagen- & machinepark. Nu rijdt omzeggens bijna iedereen met een auto en dat heeft tot gevolg dat we nu met twee depots zitten. Erg praktisch is dat niet, zegt Tuur, ik had het liever anders gezien, maar ja het is nu eenmaal zo…

  Groepsfoto van het gemeentepersoneel bij de nieuwe schoolbus
 

Foto genomen bij de aankoop van de 'nieuwe' schoolbus.
Op de foto zie je: Paul Baert, Piet De Kimpe, Hubert De Corte, Roger Verheggen, Georges Van der Haegen, Jan Willockx, Antoine Van Lokeren, Julien Steeman, Tuur, Achilles De Maesschalck en Staf De Kinder.

Kalkoen   Anekdotes...
Tuur is best fier op zijn mensen. We hadden de laatste jaren een heel goed team. We kwamen overeen, er was vriendschap, teamgeest. En da’s plezant om werken, zegt Tuur. Een jaarlijkse traditie was de smokkel in de maand januari. Ik zorgde voor alles, maakte de smokkel en op een vrijdagmiddag na het werk was iedereen uitgenodigd. Dat was altijd best gezellig. En af en toe staken ze natuurlijk ook ne stoot uit. Anekdotes heeft Tuur in overvloed. Op nummer één staat ongetwijfeld die affaire met de kalkoen. Van Piet De Kimpe had hij een fors uit de kluiten gewassen kalkoen gekocht. 23 Kg woog hij, vertelt Tuur, en op een vrijdagmiddag wilde ik hem slachten. Stafke De Kinder, een collega, had me beloofd te komen helpen. We hadden afgesproken om één uur maar omdat Stafke er niet door kwam, begon ik er alleen aan. Ik sneed de kop eraf en dan… die kalkoen begon te spartelen tegen honderd per uur. Ik moest me met mijn volle gewicht op het beest gooien en nog kreeg ik hem niet klein. Heel den hof heeft hij met mij afgedweild en al mijne schone prei om zeep. Toen de strijd gestreden was, zat ik helemaal onder de modder, ik kwam er nogal voor, zegt Tuur, en opdat moment verscheen Stafke. Ik meende hem de nek om te wringen! Een week later stond het hele relaas in geuren en kleuren in de Gazet van Zele.

Tuur is altijd te vinden voor een grap en een grol, maar wie de bal kaatst, mag de bal verwachten. Toen Tuur en zijn Andrea 25 jaar getrouwd waren, kreeg ik van de werkmakkers een vaatje Jupiler. Ik was nijg content met dat cadeau want de volgende dag kwam de familie op bezoek. Ik had het vaatje gekoeld en toen het bezoek gearriveerd was, begon ik te tappen. Er kwam water uit. Da’s normaal zei mijn vrouw maar na vijf pinten was het nog altijd water en viel mijne frank. Ze hadden me goe liggen.

Afscheid...
Dat Tuur niet met stille trom zou vertrekken, zoveel was duidelijk Op maandag 23 januari 2012 was zijn laatste werkdag. .Tuur had zoals iedere dag om half zeven alle deuren op school geopend en toen hij terug binnen kwam, was zijn vrouw al op.

  Spandoek aan de voordeur
Stoet van al het rollend materiaal Tuur tijdens zijn afscheidstournee Op een pensioen moet je klinken Speech van Tuur in het gemeentehuis

Tuur verstond er niets van. Ik was al blij dat ze mijn huis niet versierd hadden met spandoeken en dergelijke, vertelt Tuur. Ik zat een boterham te eten en mijn gazet te lezen toen er gebeld werd. Eric Van Holewinckel stond er met een ontbijtmand met champagne. Om kwart voor zeven zaten we champagne te drinken. Even later zag ik flikkerlichten door de gordijnen. Toen ik buiten ging stond heel de Kapellestraat vol met alles wat kon bollen...

 

Ik mocht instappen en ze zijn al claxonnerend met mij door heel Zele gereden. Mensen dachten dat het gemeentepersoneel staakte. ’s Middags reed Carlos Van Acker met mij naar ’t Schipke en daar waren de schepenen, de secretaris, de conducteur en hebben we samen gedineerd. Daarna was het afscheid op het magazijn en dat heeft tot ’s avonds geduurd. Da was me een dag, glundert Tuur. Op vrijdag 3 februari was er dan op het gemeentehuis mijn officieel afscheid met speeches en receptie. Ik ben echt content, ik heb een schoon afscheid gekregen.

Tuur en Andrea bij de inwijding van de Arthur Cooremanstraat  

Broeder Arthur
In augustus 1994 is Tuur conciërge geworden van het Pius X-complex. Ge moet weten, vertelt Tuur, mijn vrouw was poetsvrouw in het Pius X-instituut. Op een dag komt ze thuis en zegt ze me dat Raf Vermeulen haar gevraagd had of ze geen zin had om op school te komen wonen want de Broeders Maristen zouden vertrekken. Ik zei onmiddellijk tegen Andrea dat doe ik niet, geen haar op mijne kop dat daar aan peinst. Niets was minder waar. Na enkele gesprekken met het schoolbestuur en nadat Raf Tuur zijn jongste zoon Peter over de brug had getrokken, zei Tuur ‘ja’.
Ik heb toen heel de familie opgetrommeld zodat het huis wat opgeknapt was voor we erin trokken, gaat Tuur verder, en op 27 augustus zijn we verhuisd. Het eerste jaar hebben we het hier niet gemakkelijk gehad. In het begin werden we niet echt aanvaard, speelden ze soms met ons voeten en haalden de leerkrachten soms stomme streken uit. Maar na een jaar is dat gebeterd, zegt Tuur, we hebben nu een heel goede band met de scholen, met de leerkrachten en echt ik woon hier graag. Ze weten me voor alles en nog wat wonen en waar ik kan probeer ik te helpen. Zo ben ik nu eenmaal. Op een dag waren er mensen van buiten Zele op school en Bart, de oudste zoon van Tuur, hoorde die mensen zeggen: amai nog zo’n jonge ‘broeder’!
Hun taken bestaan uit het openen en afsluiten van de school, het groen onderhouden, het afval naar het containerpark brengen, de was doen en als het mogelijk is wat kleine herstellingen uitvoeren. In die negentien jaar hebben ze drie bouwwerven gehad. Toen we hier een maand woonden bolde de eerste kraan de koer op voor de nieuwbouw van de basisschool, in 2000 is heel het revalidatiecentrum verbouwd en vorig jaar zijn ze gestart met de grote nieuwbouw voor het secundair.

Aan de verbouwing van 2000 heeft Tuur een straat overgehouden. Om een doorgang te maken naar het gebouw aan de Kapellestraat moest hij een deel van zijn tuin afstaan en deze doorgang heeft Tuur volledig met klinkers gelegd. Op de laatste schooldag van 2001 werd Tuur totaal verrast als ze hem uitnodigden voor de eindejaarsreceptie en toen onthulden ze het naamplaatje van de ‘Arthur Cooremanstraat’. Tuur is dus de enige Zelenaar die tijdens zijn leven een straat kreeg (Burgemeester Van Acker kreeg een hele wijk). En dat hij daar fier op is, dan kan je wel raden. Vanuit mijn job aan de gemeente kon ik veel doen voor de school, zegt Tuur, en de burgemeester stond dat meestal welwillend toe, ’t was tenslotte voor onze jeugd.

De zwaarste dagen in een jaar waren ongetwijfeld het Pinksterweekend. Van vrijdag tot dinsdag is hij in de weer om waar het kan materiaal aan te halen, alles klaar te zetten en vijftien jaar geleden hebben ze hem ook nog eens een vast contract gegeven in de frituur, ‘Friet-Tuur’ genaamd. Maar ook in gewone weken is het vrij druk. Regelmatig worden de zalen ’s avonds gebruikt door verenigingen en soms kan het wel eens laat worden voor het hek op slot kan. Soms is het een last maar ze krijgen toch veel vriendschap terug. Neem nu de laatstejaars die hun honderd dagenshow voorbereiden, zegt Tuur, ze appreciëren erg wat we voor hen doen. Da’s Tuur van hier en Tuur van daar en als ze iets nodig hebben komen ze aan onze deur kloppen. Ik moest dit jaar zelf acteren in één van hun filmpjes.


In al die tijd heb ik hier op school al veel leut beleefd, zegt Tuur. Op mijn werk peins ik niet meer, maar de school die ga ik veel meer missen. Bij ons is dat soms de zoeten inval, het is een open huis en iedereen is er welkom. Als ik terug naar mijn huis ga in de Collegestraat gaat dat een pak stiller zijn. We blijven nog tot juni 2013 en dan verhuizen we. Intussen ben ik volop bezig met ons huis te renoveren: een nieuw dak, nieuwe vloeren, nieuwe chauffage, een nieuwe keuken en badkamer… na 35 jaar is dat echt een noodzaak. Hoe je ’t ook draait of keert, het zal me wat doen als ik moet vertrekken. Mijn vrouw kijkt wel uit naar de verhuis want bijna de hele dag heb je geen enkel rustig moment. Ik kan dat begrijpen, voegt hij er aan toe.

  Friet Tuur
Tuur bij zijn konijnen  
Pensioen...
Tuur was conciërge met hart en ziel. Of het schoolbestuur een tweede Tuur zal vinden, is voorlopig nog een open vraag. Dat zal de toekomst wel uitwijzen. En Tuur, vraag ik hem, geen schrik voor het zwarte gat? Ba, nee, antwoordt hij resoluut, ik heb genoeg om handen. Enkele dagen per week komen onze twee kleinzonen, Xander en Quinten bij ons. Ik kweek heel graag groenten. Ik heb het geluk gehad om een stuk grond bij te kopen achter mijn huis en tuinieren is mijn lang leven. Het meeste dat ik kweek is om weg te geven want voor ons tweetjes hebben we altijd veel te veel. Daarnaast heb ik nog mijn konijnen. Onze Peter woont in Overmere en ik heb hem beloofd dat ik zijn gras kom maaien en zijn hagen scheren. Verder ben ik verkozen in het Polderbestuur en dat is iedere maand vergadering. Met mijn vrouw ga ik ook fietsen en voor de rest af en toe een pintje pakken en een kaartje leggen. En voor ik het vergeet ik heb me geëngageerd om op de lijst van de CD&V te staan voor de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober. Ik ben eens benieuwd, zegt hij. Tuur heeft zo’n zijn eigen kijk op het reilen en zeilen van onze gemeente. Na veertig jaar aan de gemeente weet je wel een en ander…

Met een blonde Leffe sluiten we onzen babbel af.

Tuur is met pensioen. Maar ik ben er nog, lacht hij, als ze me nodig hebben, moeten ze maar een seintje geven en ik ben er. Al bij al mag ik niet klagen, ik heb een schone tijd gehad, ik heb een schone carrière gehad en veel plezier beleefd maar vooral ik heb veel voor veel mensen veel kunnen doen en ik deed het graag. Maar ne mens zijn leven vliegt… En ‘k meen wa ‘k zeg!

Mark De Block
05.07.2012

Dank aan Robert Ivens en Eric Van Holewinckel voor wat extra info.
Dank aan Eddy Van Mossevelde, Dirk Vanackere en Luc Buyssens voor de foto’s.


© Mark De Block

afdrukken

Broerder Arthur - Tuur CooremanThuiskomen